In artikel 52 AWR wordt de administratieplicht geregeld voor een ondernemer. Rechtbank Noord Nederland heeft in een uitspraak (nr17/4442) aangegeven wat in een horeca aangelegenheid mag worden verwacht van de administratie in het geval de omzet voor meer dan 2/3 contant wordt ontvangen en bovendien in absolute getallen sprake is van een aanzienlijk belang (omzet per kas tot € 2.000 euro per dag). Volgens de rechtbank moet er dan een kasadministratie worden bijgehouden waarop op elk moment het theoretische saldo en het werkelijk aanwezige saldo kon worden vergeleken. Bovendien moest er enige vorm van verkoopregistratie zijn. Dat mag aan de hand van een elektronische kassa maar kan ook op een andere manier door het bijhouden van de geplaatste bestellingen. De belastingdienst moet binnen een redelijke termijn de volledigheid van de omzet kunnen vaststellen. Wanneer dit niet het geval is kan de belastingdienst een informatiebeschikking nemen waardoor de bewijslast omkeert. Niet de belastingdienst moet dan de hoge omzet bewijzen, maar de ondernemer moet dan het verschil tussen de theoretische omzet en de aangegeven omzet verklaren. Dat is in de praktijk vaak een zware opgave.
Er waren geen betaalbewijzen van de contante betalingen maar dit was volgens de rechtbank niet van belang voor de vraag of de loonadministratie voldeed. De inspecteur wilde ook een registratie per werknemer van per dag gewerkte uren. Het ontbreken van die planning achtte de rechtbank niet in strijd met artikel 52 AWR. Er was daarom geen sprake van een gebrek in de loonadministratie. De afgegeven informatiebeschikking werd door de rechtbank vernietigd. De belastingdienst kan veel willen maar de eisen moeten wel in overeenstemming zijn met de grootte en de aard van het bedrijf.
Bron FUTD nummer 22, 3 juni 2019, 2019-1459