1. Nieuwe Arbeidswet gaat 1 januari 2020 in
De Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel Arbeidsmarkt in balans (WAB). Dit betekent dat werkgevers per 1 januari 2020 te maken krijgen met nieuwe regels voor ontslag, flexwerk en WW-premies. Wat betekent dit voor u?
Meer werknemers in vaste dienst
Doel van de WAB is om het aantrekkelijker te maken werknemers in vaste dienst te nemen door de kloof tussen vaste contracten en flexwerk te verkleinen. Dit zou bereikt kunnen worden door arbeidsvoorwaarden van flexwerkers meer in lijn te brengen met die van werknemers in vaste dienst.
Wat wijzigt er per 1 januari 2020?
Nu de Eerste Kamer akkoord is met de nieuwe regels voor de arbeidsmarkt, zal per 1 januari 2020 het volgende wijzigen:
Flexwerk en ketenregeling
Bent u flexwerker of huurt u regelmatig flexwerkers in, dan zijn de volgende zaken belangrijk:
- De termijn waarbinnen opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen worden gesloten, wordt weer drie jaar in plaats van de huidige twee jaar.
- De periode tussen tijdelijke contracten kan in bepaalde gevallen bij cao worden teruggebracht van zes naar drie maanden. Het moet gaan om terugkerend tijdelijk werk dat maximaal negen maanden per jaar kan worden verricht.
- Er komt een wettelijke uitzondering op de ketenregeling voor invalkrachten in het primair onderwijs.
- Payrollwerknemers vallen niet meer onder het wettelijk uitzendregime. Werknemers die via payrolling werkzaam zijn, krijgen dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die bij de opdrachtgever in dienst zijn, met uitzondering van pensioenregelingen. Wel moeten de payrollwerknemers per 1 januari 2021 aanspraak kunnen maken op een adequate pensioenregeling
Oproepkrachten
Oproepkrachten moeten minstens vier dagen van tevoren worden opgeroepen en behouden het recht op loon als de werkgever na die termijn de oproep afzegt. In een cao kan deze termijn worden bekort naar één dag. Indien deze termijn niet in acht is genomen, dan hoeft de oproepkracht geen gehoor te geven aan de oproep. Na twaalf maanden moet de werkgever de oproepkracht een aanbod voor vaste uren doen, gebaseerd op het gemiddeld gewerkte aantal uren gedurende de afgelopen twaalf maanden. Ook wordt de opzegtermijn van oproepkrachten bekort tot vier dagen of minder indien dat in de cao is opgenomen.
Extra ontslaggrond
Er komt een extra ontslaggrond bij, de cumulatiegrond. Deze ontslaggrond is van toepassing wanneer er sprake is van een combinatie van twee of meer ontslaggronden – bijvoorbeeld disfunctioneren en een verstoorde arbeidsrelatie – die afzonderlijk onvoldoende zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Hiervan zijn uitgezonderd de ontslaggronden ‘langdurige arbeidsongeschiktheid’ en ‘bedrijfseconomische redenen’. Als de rechter gebruikmaakt van de ontbinding vanwege de cumulatiegrond, kan hij de transitievergoeding met maximaal 50% verhogen; dit naast de al bestaande mogelijkheid een billijke vergoeding aan de werknemer toe te kennen vanwege ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Transitievergoeding
Als u een werknemer wilt ontslaan, bent u onder bepaalde voorwaarden een transitievergoeding verschuldigd. De volgende wijzigingen zijn van belang:
- In plaats van na 24 maanden krijgen werknemers recht op een transitievergoeding vanaf de eerste werkdag. Dit geldt ook tijdens de proeftijd.
- Ook bij dienstververbanden langer dan 10 jaar blijft de vergoeding 1/3 maandsalaris per gewerkt dienstjaar (dat is nu 1/2 maandsalaris).
- Er komt een regeling voor kleine werkgevers om de transitievergoeding te compenseren bij een bedrijfsbeëindiging wegens pensioen of bij ziekte.
- Er komt ook een compensatieregeling voor de transitievergoeding die is verschuldigd aan werknemers na twee jaar ziekte.
- Als de arbeidsovereenkomst eindigt vanwege de cumulatiegrond, dan heeft de werknemer recht op maximaal 1,5 x de transitievergoeding.
WW-premie
Voor werknemers met een vast contract zullen werkgevers een lage WW-premie gaan afdragen en voor werknemers met een tijdelijk contract een hoge WW-premie.
Tot slot
Binnen de Eerste Kamer heerst de vrees dat, nu payrolling duurder wordt, werkgevers meer gebruik zullen maken van schijnzelfstandigen. Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft toegezegd nog voor de zomer van 2019 te komen met een plan hoe dit te ondervangen. Dit plan, en dan in het bijzonder de daaraan gekoppelde wetgeving, zal de huidige Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) gaan vervangen.
2. Geen hogere KIA voor vof
Als een vennootschap onder firma (vof) recht heeft op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen (KIA), krijgt iedere vennoot een evenredig deel. Als er bij de berekening van uit wordt gegaan dat iedere vennoot voor een evenredig deel heeft geïnvesteerd, kan dit leiden tot een hogere KIA. Hier heeft de rechter nu een stokje voor gestoken.
Wat houdt de KIA in?
De KIA is specifiek bedoeld voor het mkb. Om in aanmerking te komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek moet u een bedrag tussen € 2.301 en € 318.449 investeren in bedrijfsmiddelen voor uw onderneming. Investeert u meer dan € 318.449, dan is de aftrek nihil.
De KIA kent een vorm waarbij de aftrek in eerste instantie toeneemt naarmate men meer investeert. Daarna blijft tot een investeringsbedrag van € 106.150 het bedrag van de KIA gelijk en boven dit investeringsbedrag neemt de KIA geleidelijk weer af.
Samenwerkingsverbanden niet bevoordelen
In de vormgeving van de KIA past het niet om bij grotere investeringen door een vof te doen alsof iedere vennoot een evenredig deel heeft geïnvesteerd. Dit zou leiden tot een hogere KIA voor samenwerkingsverbanden zoals een vof, maar dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever geweest, aldus het hof Den Haag.
Voorbeeld
Een vof met vier vennoten investeert voor € 100.000 in computers. De vof als geheel heeft recht op een KIA van € 16.051. Per vennoot is dit € 4.013. Zou de KIA worden toegekend over een investering per vennoot van € 25.000, dan zou dit per vennoot een KIA opleveren van € 7.000. Deze laatste vlieger gaat dus niet op.
KIA verdelen
Bij een investering door een vof moet dus eerst de investeringsaftrek worden berekend waar de vof als geheel recht op heeft. Vervolgens moet dit bedrag over de vennoten worden verdeeld.
3. Overgangsrecht voor onderhoud monument
De fiscale aftrek van kosten voor monumentenpanden is dit jaar vervangen door een subsidie. Een gevolg hiervan is dat voor onderhoudskosten die geen betrekking hebben op het monument, niet langer een financiële bijdrage kan worden ontvangen. Er is wel overgangsrecht.
Subsidie monumentenpanden
Voor het onderhoud van monumentenpanden kan sinds dit jaar een subsidie worden verkregen die 38% bedraagt van de onderhoudskosten. Tot dit jaar kon 80% van de kosten in aftrek op het inkomen worden gebracht. De nieuwe subsidie is dus niet langer inkomensafhankelijk.
Verschil met vorige regeling
De nieuwe subsidieregeling is beperkter dan de fiscale aftrek. Uitgaven die geen betrekking hebben op het monument, leveren niet langer een subsidiebijdrage op. Te denken valt aan onderhoud van elektrische installaties, verwarmingsinstallaties en sanitair.
Overgangsregeling
Voor onderhoudsprojecten die al voor 2019 zijn gestart, is wel een overgangsregeling van toepassing.
Let op!
De overgangsregeling heeft betrekking op projecten die vóór 2019 wel voor aftrek in aanmerking kwamen, maar in 2019 niet meer voor subsidie in aanmerking komen.
Voorwaarde
De overgangsregeling heeft als bijkomende voorwaarde onder andere dat de onderhoudsprojecten in 2019 zijn uitgevoerd of in 2018 zijn uitgevoerd en in 2019 zijn betaald.
Aanvraagperiode
De subsidie kan worden aangevraagd van 1 maart 2020 tot 30 april 2020. Deze periode is dezelfde als die geldt voor de subsidieregeling.
4. Opletten met bezitseis BOR
Bij het erven of schenken van een onderneming kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Bij het voldoen aan de bezitseis gaat het nog weleens fout!
De BOR in het kort
De bedrijfsopvolgingsregeling is een vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting. Die kan flink oplopen, omdat een verkrijging tot een € 1 miljoen volledig is vrijgesteld en daarboven een vrijstelling geldt van 83%.
Bezitseis
Een van de voorwaarden is de zogenaamde bezitseis. Bij schenken moet de onderneming minimaal vijf jaar bij de schenker in bezit zijn. Bij overlijden geldt overigens een bezitseis van één jaar. Er moet sprake zijn van een echte onderneming die de ondernemer dus al een tijdje drijft.
Rechtspraak bezitseis bij schenken
Onlangs oordeelde een rechtbank over de toepassing van de bezitseis. De rechtbank geeft aan dat bij schenking van aanmerkelijkbelangaandelen in een holding per zelfstandige onderneming gekeken moet worden of voldaan is aan de bezitseis. Bij het schenken van aandelen geldt dat de schenker de aandelen al gedurende vijf jaar bezat vóór de schenking. Bovendien moet de bv waarin de schenker een aanmerkelijkbelang heeft, de onderneming al minimaal vijf jaar drijven.
De casus
In de casus bij de rechtbank kreeg een zoon de aandelen geschonken in een holding. De holding bezat weer alle aandelen in drie werk-bv’s. Daarnaast had de holding ook diverse directe en indirecte belangen in vof’s. Het bleek dat de holding een aantal belangen nog geen vijf jaar in bezit had; om die reden was de BOR op die belangen niet van toepassing.
Let op!
Ga bij schenken van een onderneming na of de zelfstandige ondernemingen ook daadwerkelijk vijf jaar in bezit zijn!
Rechtspraak bezitseis bij overlijden
In een geheel andere zaak bij de rechtbank speelde het volgende. Een moeder van 92 jaar verpachtte al geruime tijd grond (ruim 57 hectare) aan de eenmanszaak van haar zoon. Vanaf enig moment ging zij een maatschap aan met haar zoon en twee van haar andere kinderen. De ene zoon bracht zijn onderneming in de maatschap in. Moeder bracht het gebruik en genot van de grond in. De grond werd vanaf dat moment verpacht aan de maatschap.
Wat vond de inspecteur?
De inspecteur stelde dat sprake was van een schijnhandeling tussen moeder en zoon, wegens de hoge leeftijd van moeder. De rechtbank oordeelde dat de maatschap was aangegaan voor het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, zoals ook de familie beargumenteerde. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de maatschap civielrechtelijk tot stand was gekomen. Zou moeder een jaar na het aangaan van de maatschap zijn overleden, dan was de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing.
5. Niet-aftrekbare btw zakenauto aftrekken van winst
Als u in een auto van de zaak rijdt, krijgt u met de bekende bijtelling te maken. Ook mag u vanwege het privégebruik niet alle btw aftrekken.
De bijtelling voor de zakenauto bedraagt een bepaald percentage van de cataloguswaarde en is voor ondernemers niet aftrekbaar van de winst. Voor werknemers en dga’s moet de bijtelling tot het loon worden gerekend. In alle gevallen betalen zij daarover belasting, tenzij er minder dan 500 kilometer privé per jaar wordt gereden.
Ondernemers mogen de door hen betaalde btw in mindering brengen op de af te dragen btw. Vanwege het privégebruik van de zakenauto, mag niet alle btw die drukt op de kosten van de auto worden afgetrokken. Voor nieuwe auto’s is 2,7% van de catalogusprijs niet aftrekbaar. Voor auto’s van vijf jaar en ouder en voor auto’s waarvan bij aanschaf de btw niet is afgetrokken, is dit 1,5%.
Onlangs heeft de rechter beslist dat deze niet-aftrekbare btw wel in mindering op de winst kan worden gebracht. In deze zaak ging het om een ondernemer aan wie een auto van de zaak ter beschikking stond.
6. Bewaar uw hypotheekakte goed voor recht op renteaftrek
Voor de aftrek van hypotheekrente stelt de fiscus een aantal voorwaarden. Een daarvan is dat u moet kunnen bewijzen dat het geleende geld daadwerkelijk gebruikt is voor de aanschaf of bijvoorbeeld (ook) voor het verbouwen van de eigen woning. Dit bewijs moet u ieder jaar waarin u gebruikmaakt van de aftrekmogelijkheid, kunnen aanleveren.
Het bewijs moet u kunnen leveren met schriftelijke bescheiden, zoals de akte van levering van uw woning. Tevens moet u dit over een langere periode kunnen leveren, ook als de navorderingstermijn over het jaar van aankoop of verbetering van de woning verstreken is. Ook het feit dat de aftrek in uw aangifte in eerdere of latere jaren is aanvaard door de inspecteur doet niet ter zake, aldus de Hoge Raad in een recente zaak. Dit kan alleen anders zijn als de inspecteur zich die jaren expliciet over de aftrek heeft uitgelaten en met de aftrek heeft ingestemd.
Let op!
Het is van groot belang dat u de bewijzen inzake een afgesloten hypotheek goed bewaart. In ieder geval zolang u de rente in aftrek wilt brengen.